1967 – 1980: Oorlogen en vrede

Juni 1967 Zesdaagse Oorlog

Bij de Israelische verrassingsaanval van 5 juni 1967 werd de Egyptische luchtmacht op de grond vernietigd.

Jeruzalem, juni 1967. Zicht op het Tempelplein en de aangrenzende sloppenwijk Muchrabi.
In 1967 wordt de Joodse staat opnieuw in woord en daad door de buurlanden met vernietiging bedreigd. De Egyptische president Gamal Abdal Nasser verklaart op 26 mei 1967: “Dit word een totale oorlog. Ons basisdoel zal de vernietiging van Israel zijn”. De Syrische minister van Defensie en latere president Hafez Assad verklaart op 20 mei 1967: “Ik, als militair, geloof dat de tijd gekomen is om een uitroeiingsstrijd te beginnen”. En de Iraakse president Abdur Rahman Aref verklaart op 31 mei 1967: “Het bestaan van Israel is een fout die moet worden rechtgezet. Ons doel is duidelijk: Israel van de kaart vegen”. PLO-leider Shukairi verklaart: “De Joden zullen uit Palestina moeten vertrekken. Wij zullen hun vertrek faciliteren. Maar ik denk dat geen van hen het zal overleven”.
Er is bovendien sprake van een massale Egyptische troepenopbouw in de Sinaïwoestijn. Cairo blokkeert opnieuw de Straat van Tiran (en daarmee de haven van Eilat) voor Israelische scheepvaart, en op 16 mei 1967 eist Nasser het vertrek van de VN-troepenmacht in de Sinaïwoestijn. De VN voldoet daar onmiddellijk aan.
Met dat alles is sprake van een duidelijke casus belli-situatie. Israel wacht de aangekondigde pan-Arabische aanval niet af en lanceert op 5 juni met de luchtmacht succesvolle preventieve aanvallen op Egypte en Syrië.
Jordanië wordt op de eerste dag van de oorlog expliciet door Israel gewaarschuwd zich buiten het conflict te houden, maar valt toch aan, in de valse veronderstelling dat Israel aan het Egyptische front aan het verliezen is. Daarbij werden op grote schaal Israelische burgerdoelen in Tel Aviv en Jeruzalem beschoten. Bij de Israelische tegenaanval verliest het Jordaanse leger de controle over de in de eerdere anti-Israelische agressieoorlog van 1948/49 door (Trans)Jordanië bezette, in 1950 wederrechtelijk geannexeerde en vervolgens in ‘West Bank’ omgedoopte landstreken Judea en Samaria. Tijdens de Zesdaagse Oorlog verovert de landstreken Israel Judea en Samaria (de bakermat van de Joodse beschaving) en Oost-Jeruzalem (met de Oude Stad) op Jordanië, de Golanhoogvlakte op Syrië en de Gazastrook en Sinaïwoestijn op Egypte. Tal van Joodse en christelijke heilige plaatsen komen daardoor onder Israelische beheer en worden na 19 jaar Jordaanse bezetting weer voor Joodse en christelijke gelovigen toegankelijk, waaronder de heiligste plaats van het Jodendom: het Tempelplein in Jeruzalem en de aangrenzende Westmuur.
Meteen na de oorlog verbreekt Moskou de diplomatieke betrekkingen met Israel. Nederland treedt vervolgens vrijwillig op als Israels belangenbehartiger in de Sovjet-Unie en wordt daarmee ook administratief verantwoordelijk voor de migratie van Sovjet-Joden naar de Joodse staat. Deze ‘vriendendienst’ zal uiteindelijk bijna een kwart eeuw duren.
7 juni 1967 ‘De Tempelberg is in onze handen’

7 juni 1967. Legerrabbijn Shlomo Goren blaast op de sjofar na de Israelische verovering van het plein waarop de Joodse tempels stonden.
Op 7 juni, de 28ste dag van de maand Iyyar in het Hebreeuwse jaar 5727, plaatsten Israelische militairen de vlag met de davidster op de Rotskoepel, de plek waar tot het Hebreeuwse jaar 3830 de Joodse tempel gestaan had. “Har Habayit beYadénoe” (“De Tempelberg is in onze handen”) riep generaal Mordechai Gur triomfantelijk over de legerradio. Binnen een paar uur echter, gaf de Israelische minister van Defensie Moshe Dayan opdracht de vlag te verwijderen. Enkele dagen daarna gaf hij de religieuze soevereiniteit en het beheer over Israels heiligste plaats formeel “terug” aan het islamitische bestuursorgaan ter plekke en verbood hij Joden op de Tempelberg te bidden. Dayan was ervan overtuigd dat het Arabisch-Israelisch conflict door het wegnemen van fricties op de Tempelberg “territoriaal” kon worden gehouden en “dus” kon worden opgelost. Vanuit zijn perspectief was daar zeker wat voor te zeggen. De seculiere Jood Moshe Dayan had te maken met een Midden-Oosten dat toen nog geregeerd werd door seculiere Arabische leiders.
De religieuze wortel van het conflict met de Joodse staat kan echter worden getypeerd als de pertinente afwijzing van de Joden, omdat zij volgens de letterlijke interpretatie van de Koran de vijanden van Allah, de islam en de moslims zijn. Dat obstakel voor vrede was weliswaar steeds zichtbaar aanwezig, maar werd in de seculiere geopolitieke omgeving van dat moment als overkomelijk beschouwd.
1 september 1967 De drie “nee’s” van Khartoem
De collectieve Arabische reactie op de vernederende nederlaag tijdens de Zesdaagse Oorlog komt op 1 september van dat jaar, in de vorm van een resolutie van de Arabische Liga die bijeen is in de Soedanese hoofdstad Khartoem. Waar het gaat over de gevolgen van de Zesdaagse Oorlog met Israel luidt de tekst:
“De Arabische staatshoofden zijn overeengekomen hun politieke inspanningen op internationaal en diplomatiek niveau te bundelen, teneinde de gevolgen van de agressie te elimineren en de terugtrekking van de agressieve Israelische strijdkrachten te bewerkstelligen uit de Arabische landstreken die sinds de agressie van 5 juni zijn bezet. Dit zal worden gedaan binnen het kader van de belangrijkste principes waaraan de Arabische staten zich houden: namelijk, geen vrede met Israel, geen erkenning van Israel, geen onderhandelingen ermee.”
Deze “drie nee’s van Khartoem” worden volgehouden tot na de Jom Kippoeroorlog van 1973. In de nasleep daarvan sluit Egypte in 1979 vrede met Israel. In 1994 volgt Jordanië.
September 1967 ‘Eerste’ Joodse nederzetting in Judea

Kfar Etzion
Ten zuiden van Jeruzalem wordt begonnen met de herbouw van kibboets Kfar Etzion, een Joodse nederzetting die in de oorlog van 1948-1949 door Jordanië etnisch werd gezuiverd en verwoest.
Kfar Etzion is de eerste van een reeks Joodse nederzettingen die onder het bewind van de linkse Arbeiderspartij worden herbouwd of nieuw gevestigd in de gebieden die in 1967 door Israel werden veroverd.
22 november 1967 VN-Veiligheidsraadresolutie 242
De VN–Veiligheidsraad neemt met algemene stemmen resolutie 242 aan, die de basis moet vormen voor een definitieve oplossing van het Arabisch-Israelisch conflict.
In veel discussies over het Midden-Oostenvraagstuk wordt deze resolutie ten onrechte gezien als een opdracht aan Israel om unilateraal te handelen en alle in de Zesdaagse Oorlog veroverde gebieden op te geven. De resolutie kan echter alleen multilateraal worden uitgevoerd.
Van groot belang is ook het door de opstellers van de resolutie bewust weglaten, (onder punt (1.i), van het lidwoord ‘de’ voorafgaand aan ‘gewapende Israelische eenheden’ en tussen de woorden ‘uit’ en ‘gebieden’. Daarmee biedt de resolutie ruimte voor het overeenkomen van grenscorrecties die moeten leiden tot de onder (1.ii) genoemde veilige grenzen waar ook Israel recht op heeft.
Jeruzalem wordt in 242 niet genoemd en van de vermelding van een aparte Palestijns-Arabische nationale groep of politieke entiteit is evenmin sprake. In juridisch opzicht lijkt de resolutie in onderhandelingen tussen de PLO en Israel dan ook niet van toepassing. Niettemin wordt 242 als leidende resolutie genoemd in het merendeel van de officiële documenten die in het sinds 1993 slepende vredesproces tussen de PLO en Israel circuleren.
In de loop der jaren hebben Israel, Egypte en Jordanië 242 voor wat betreft hun onderlinge verantwoordelijkheden ten uitvoer gebracht. Cairo en Amman sloten in respectievelijk 1982 en 1994 vredesverdragen met Jeruzalem en kregen alle in 1967 door Israel veroverde gebieden terug, voor zover zij daar rechtmatig aanspraak op konden maken. In het geval van Egypte betrof dat de Sinaïwoestijn en in het geval van Jordanië een aantal gebieden in de Arava-woestijn (in het oosten van de Negevwoestijn) en ten zuiden van het Meer van Galilea. Aangezien Egypte de Gazastrook, en Jordanië de West Bank (de landstreken Judea en Samaria) en Oost-Jeruzalem van 1948 tot 1967 illegaal bezet hadden gehouden, werden die gebieden niet in het kader van die vredesverdragen door Israel ontruimd.
In het kader van de Israelisch-Syrische troepenscheidingsakkoorden van 1974 (uitvloeisel van de Jom Kippoeroorlog van oktober 1973) ontruimde Israel een deel van de in 1967 veroverde Golanhoogvlakte, waaronder de stad Kuneitra. Het overige deel van de Golan, met een oppervlak van 1.158 vierkante kilometer, werd in 1981 door Israel geannexeerd.
Tekst:
De Veiligheidsraad,
Uitdrukking gevend aan zijn voortdurende bezorgdheid over de ernstige situatie in het Midden-Oosten;
Benadrukkend de ontoelaatbaarheid van het door middel van oorlog verwerven van grondgebied, en de noodzaak om te werken aan een rechtvaardige en duurzame vrede waarin iedere staat in het [onderhavige] gebied in veiligheid kan leven;
Voorts benadrukkend dat alle Lidstaten zich met hun aanvaarding van het Handvest van de Verenigde Naties hebben verplicht om in overeenstemming met Artikel 2 van het Handvest te handelen;
Bevestigt dat de uitvoering van het Handvest vereist dat in het Midden-Oosten een rechtvaardige en duurzame vrede wordt gevestigd waarvan de toepassing van de volgende principes deel moet uitmaken:
(i) Terugtrekking van gewapende Israelische eenheden uit gebieden welke in het jongste conflict werden bezet;
(ii) Stopzetting van alle oorlogsverklaringen of oorlogstoestanden, alsmede respect voor en erkenning van de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van iedere Staat in het gebied, en hun recht op leven in vrede binnen veilige en erkende grenzen, gevrijwaard van dreigementen of gewelddaden.
Bevestigt voorts de noodzaak
(a) Voor het garanderen van de vrije vaart door internationale waterwegen in het gebied;
(b) Voor het bereiken van een rechtvaardige regeling van het vluchtelingenvraagstuk;
(c) Voor het garanderen van de territoriale onschendbaarheid en politieke onafhankelijkheid van iedere Staat in het gebied, door middel van maatregelen waaronder de instelling van gedemilitariseerde zones.
1967-1970 Uitputtingsoorlog

Israelische artillerie in actie aan het Suezkanaal, 1970.
Ondanks een bestand begint vrijwel meteen na de Zesdaagse Oorlog een Egyptisch-Israelische uitputtingsoorlog in en langs het Suezkanaal, met artilleriebeschietingen, luchtgevechten en confrontaties met marineschepen. Vanaf oktober 1968 escaleert het geweld steeds sneller. Ook langs de frontlijnen met Syrië en Jordanië vinden militaire confrontaties plaats.
In maart 1969 verbreekt Egypte ook officieel het staakt-het vuren van 1967. Bovendien vraagt en krijgt Egypte militaire assistentie van de Sovjet-Unie, in de vorm van adviseurs, piloten en geavanceerde SAM-luchtafweersystemen. Op 8 augustus 1970 wordt een nieuw bestand van kracht, dat is bemiddeld door de Verenigde Staten. Pas daarna kunnen de scheepswrakken en andere obstakels uit het Suezkanaal worden verwijderd en kan het voor het eerst sinds 1967 weer in gebruik worden gesteld.
De uitputtingsoorlog kost het leven aan 1424 Israelische militairen en naar schatting tienduizend Egyptenaren. Ook sneuvelen 58 aan Egyptische kant vechtende Russen. Aan het Syrische front sneuvelen 180 Cubaanse militairen en een onbekend aantal Syriërs.
5 september 1972 Palestijnse terreuraanslag op de Israelische Olympische ploeg in München
Olympische spelen in München. In de nacht van 4 op 5 september 1972 worden elf atleten en officials van de Israelische Olympische ploeg overvallen en gegijzeld in hun appartement in het olympisch dorp. De daders zijn van de Palestijnse terreurbeweging ‘Zwarte September’, een onderdeel van de PLO. Uiteindelijk vinden alle elf Israeli’s de dood, twee tijdens de overval en de anderen tijdens een bevrijdingspoging van de Duitse politie. De latere president van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas is bij de organisatie van de aanslag betrokken.
6-25 oktober 1973 Jom Kippoeroorlog

Een oprukkende Israelische Centuriontank, Golanhoogvlakte oktober 1973.
Op Jom Kippoer (de heiligste dag op de Joodse kalender) wordt Israel gelijktijdig op twee fronten aangevallen, door Egypte in de Sinaiwoestijn en door Syrië op de Golanhoogvlakte. De oorlog duurt drie weken en lijkt in het begin catastrofaal voor Israel te gaan aflopen. Niet alleen vanwege de verrassingsaanval, maar ook omdat het Israelische luchtwapen onverwacht met een overmacht aan geavanceerde (Russische) luchtdoelraketten werd geconfronteerd. Daarnaast stelden westerse landen waaronder Frankrijk een wapenembargo in tegen de Joodse staat. Het Israelische leger herstelt zich echter. Het Derde Egyptische leger, dat het Suezkanaal is overgestoken en door de Israelische verdedigingslinies is gebroken, wordt daarachter door Israelische troepen omsingeld en buiten gevecht gesteld. Een Israelische tankdivisie onder bevel van Ariel Sharon steekt het Suezkanaal over en rukt op naar de hoofdstad Cairo. Onder druk van een dreigend militair treffen tussen de VS en de Sovjet-Unie wordt Sharons opmars op 101 kilometer afstand van Cairo gestaakt. Vervolgens worden de Syrische troepen van de Golan verdreven en rukken de Israeli’s nog eens tientallen kilometers op in Syrië, waarbij de hoofdstad Damascus binnen artilleriebereik komt te liggen.
De oorlog eindigt in een militaire overwinning van Israel, ook al wordt daarover in Egypte anders gedacht. Aan Israelische kant sneuvelen 2656 militairen, aan Egyptische kant tenminste 5000 en aan Syrische kant ten minste 3000.
Later blijkt dat massale Nederlandse wapenleveranties (vooral reserveonderdelen en munitie voor Centuriontanks) een niet onbelangrijke rol hebben gespeeld bij het door Israel kunnen terugveroveren van de Golan.
4 juli 1976 Reddingsactie Entebbe

Aankomst in Tel Aviv van de door Duitse en Palestijnse terroristen gegijzelde Joden.
Op 27 juni wordt een Air France-vliegtuig gekaapt door Palestijnse en Duitse terroristen. De kapers dwingen de piloten om te landen op de luchthaven van Entebbe (Oeganda), waar alle niet-Joodse passagiers worden vrijgelaten en de Joden worden gegijzeld. De Oegandese dictator Idi Amin blijkt met de terroristen samen te werken.
Op 4 juli arriveren 100 Israelische commando’s in Herculestransportvliegtuigen van de Israelische luchtmacht in Entebbe en bevrijden de gijzelaars. Bij de actie worden alle zeven terroristen gedood, alsook 45 Oegandese militairen. Drie van de gijzelaars en de Israelische commandant van de actie, Jonathan Netanyahu (een broer van de latere premier Benjamin), komen ook om het leven. Een andere Joodse gijzelaar, de bejaarde Dora Bloch, blijkt later in het ziekenhuis van Entebbe te zijn vermoord. Operatie ‘Donderslag’ geldt als een van de meest gewaagde militaire operaties uit de geschiedenis en werd meerdere malen verfilmd.
19 november 1977 Egypte steekt een vredeshand uit

President Anwar Sadat wordt op Ben Gurion Airport verwelkomd door premier Menachem Begin.
President Anwar Sadat van Egypte is de eerste Arabische leider die Israel officieel bezoekt. Hij heeft een ontmoeting heeft met de Israelische premier Menachem Begin en spreekt de Knesset toe. Het bezoek leidt tot door de Verenigde Staten gesteunde vredesonderhandelingen die een jaar later zullen resulteren in een vredesverdrag.
9 maart 1978 Fatah-aanslag op Israelische regiobus
Elf terroristen van Jasser Arafats in Libanon gevestigde Fatahbeweging (een onderdeel van de PLO) landen met rubberboten op een Israelisch strand in Noord-Israel. Ze vermoorden twee willekeurige voorbijgangers en kapen uiteindelijk een regiobus. In totaal worden 38 Israeli’s door de terroristen om het leven gebracht, waaronder 13 kinderen. Er vallen 71 gewonden. Negen terroristen worden in vuurgevechten gedood. Zij krijgen binnen de PLO en later binnen de Palestijnse Autoriteit een heldenstatus.
14-21 maart 1978 Operatie Litani

UNIFIL werd in maart 1978 opgericht en bestond in 2019 nog steeds. In de tussenliggende 41 jaar heeft de troepenmacht niet voorkomen dat de PLO en vanaf 1982 Hezbollah zich militair in Zuid-Libanon ontplooiden en terreuroffensieven tegen (vooral burgerdoelen in) de Joodse staat pleegden.
De frequente terreuraanslagen van Arafats PLO op Israelische/Joodse doelen binnen en buiten Israel, met als dieptepunt het bloedbad van 9 maart, leiden tot een Israelische militaire strafexpeditie in Zuid-Libanon. Daar heeft de PLO een terroristische staat-in-een-staat gevestigd. Tijdens de Israelische actie wordt het gebied tot aan de Litanirivier veroverd. Op 19 maart roept de VN-Veiligheidsraad in resolutie 425 op tot de terugtrekking van de Israelische troepen en wordt besloten tot het onmiddellijk instellen van de UN Interim Force in Lebanon (UNIFIL). Deze troepenmacht, waaraan ook Nederland van 1979-1985 zal deelnemen, wordt in het gebied ten zuiden van de Litani gelegerd en moet voorkomen dat de PLO zich opnieuw militair in Zuid-Libanon gaat ontplooien. Op 13 juni wordt de Israelische terugtrekking uit Libanon voltooid.
17 september 1978 Camp David Akkoord
Israel en Egypte ondertekenen het Camp David-akkoord, dat tot stand kwam in onderhandelingen die door de Amerikaanse president Jimmy Carter werden gefaciliteerd. De overeenkomst leidt tot de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede van 1978 aan de Israelische premier Menachem Begin en de Egyptische president Anwar Sadat, en in 1979 tot de ondertekening van het eerste vredesverdrag tussen Israel en een Arabische staat.
26 maart 1979 Vredesverdrag Israel-Egypte

Bij de Israelische verrassingsaanval van 5 juni 1967 werd de Egyptische luchtmacht op de grond vernietigd.

Jeruzalem, juni 1967. Zicht op het Tempelplein en de aangrenzende sloppenwijk Muchrabi.
In 1967 wordt de Joodse staat opnieuw in woord en daad door de buurlanden met vernietiging bedreigd. De Egyptische president Gamal Abdal Nasser verklaart op 26 mei 1967: “Dit word een totale oorlog. Ons basisdoel zal de vernietiging van Israel zijn”. De Syrische minister van Defensie en latere president Hafez Assad verklaart op 20 mei 1967: “Ik, als militair, geloof dat de tijd gekomen is om een uitroeiingsstrijd te beginnen”. En de Iraakse president Abdur Rahman Aref verklaart op 31 mei 1967: “Het bestaan van Israel is een fout die moet worden rechtgezet. Ons doel is duidelijk: Israel van de kaart vegen”. PLO-leider Shukairi verklaart: “De Joden zullen uit Palestina moeten vertrekken. Wij zullen hun vertrek faciliteren. Maar ik denk dat geen van hen het zal overleven”.
Er is bovendien sprake van een massale Egyptische troepenopbouw in de Sinaïwoestijn. Cairo blokkeert opnieuw de Straat van Tiran (en daarmee de haven van Eilat) voor Israelische scheepvaart, en op 16 mei 1967 eist Nasser het vertrek van de VN-troepenmacht in de Sinaïwoestijn. De VN voldoet daar onmiddellijk aan.
Met dat alles is sprake van een duidelijke casus belli-situatie. Israel wacht de aangekondigde pan-Arabische aanval niet af en lanceert op 5 juni met de luchtmacht succesvolle preventieve aanvallen op Egypte en Syrië.
Jordanië wordt op de eerste dag van de oorlog expliciet door Israel gewaarschuwd zich buiten het conflict te houden, maar valt toch aan, in de valse veronderstelling dat Israel aan het Egyptische front aan het verliezen is. Daarbij werden op grote schaal Israelische burgerdoelen in Tel Aviv en Jeruzalem beschoten. Bij de Israelische tegenaanval verliest het Jordaanse leger de controle over de in de eerdere anti-Israelische agressieoorlog van 1948/49 door (Trans)Jordanië bezette, in 1950 wederrechtelijk geannexeerde en vervolgens in ‘West Bank’ omgedoopte landstreken Judea en Samaria. Tijdens de Zesdaagse Oorlog verovert de landstreken Israel Judea en Samaria (de bakermat van de Joodse beschaving) en Oost-Jeruzalem (met de Oude Stad) op Jordanië, de Golanhoogvlakte op Syrië en de Gazastrook en Sinaïwoestijn op Egypte. Tal van Joodse en christelijke heilige plaatsen komen daardoor onder Israelische beheer en worden na 19 jaar Jordaanse bezetting weer voor Joodse en christelijke gelovigen toegankelijk, waaronder de heiligste plaats van het Jodendom: het Tempelplein in Jeruzalem en de aangrenzende Westmuur.
Meteen na de oorlog verbreekt Moskou de diplomatieke betrekkingen met Israel. Nederland treedt vervolgens vrijwillig op als Israels belangenbehartiger in de Sovjet-Unie en wordt daarmee ook administratief verantwoordelijk voor de migratie van Sovjet-Joden naar de Joodse staat. Deze ‘vriendendienst’ zal uiteindelijk bijna een kwart eeuw duren.

7 juni 1967. Legerrabbijn Shlomo Goren blaast op de sjofar na de Israelische verovering van het plein waarop de Joodse tempels stonden.
Op 7 juni, de 28ste dag van de maand Iyyar in het Hebreeuwse jaar 5727, plaatsten Israelische militairen de vlag met de davidster op de Rotskoepel, de plek waar tot het Hebreeuwse jaar 3830 de Joodse tempel gestaan had. “Har Habayit beYadénoe” (“De Tempelberg is in onze handen”) riep generaal Mordechai Gur triomfantelijk over de legerradio. Binnen een paar uur echter, gaf de Israelische minister van Defensie Moshe Dayan opdracht de vlag te verwijderen. Enkele dagen daarna gaf hij de religieuze soevereiniteit en het beheer over Israels heiligste plaats formeel “terug” aan het islamitische bestuursorgaan ter plekke en verbood hij Joden op de Tempelberg te bidden. Dayan was ervan overtuigd dat het Arabisch-Israelisch conflict door het wegnemen van fricties op de Tempelberg “territoriaal” kon worden gehouden en “dus” kon worden opgelost. Vanuit zijn perspectief was daar zeker wat voor te zeggen. De seculiere Jood Moshe Dayan had te maken met een Midden-Oosten dat toen nog geregeerd werd door seculiere Arabische leiders.
De religieuze wortel van het conflict met de Joodse staat kan echter worden getypeerd als de pertinente afwijzing van de Joden, omdat zij volgens de letterlijke interpretatie van de Koran de vijanden van Allah, de islam en de moslims zijn. Dat obstakel voor vrede was weliswaar steeds zichtbaar aanwezig, maar werd in de seculiere geopolitieke omgeving van dat moment als overkomelijk beschouwd.
De collectieve Arabische reactie op de vernederende nederlaag tijdens de Zesdaagse Oorlog komt op 1 september van dat jaar, in de vorm van een resolutie van de Arabische Liga die bijeen is in de Soedanese hoofdstad Khartoem. Waar het gaat over de gevolgen van de Zesdaagse Oorlog met Israel luidt de tekst:
“De Arabische staatshoofden zijn overeengekomen hun politieke inspanningen op internationaal en diplomatiek niveau te bundelen, teneinde de gevolgen van de agressie te elimineren en de terugtrekking van de agressieve Israelische strijdkrachten te bewerkstelligen uit de Arabische landstreken die sinds de agressie van 5 juni zijn bezet. Dit zal worden gedaan binnen het kader van de belangrijkste principes waaraan de Arabische staten zich houden: namelijk, geen vrede met Israel, geen erkenning van Israel, geen onderhandelingen ermee.”
Deze “drie nee’s van Khartoem” worden volgehouden tot na de Jom Kippoeroorlog van 1973. In de nasleep daarvan sluit Egypte in 1979 vrede met Israel. In 1994 volgt Jordanië.

Kfar Etzion
Ten zuiden van Jeruzalem wordt begonnen met de herbouw van kibboets Kfar Etzion, een Joodse nederzetting die in de oorlog van 1948-1949 door Jordanië etnisch werd gezuiverd en verwoest.
Kfar Etzion is de eerste van een reeks Joodse nederzettingen die onder het bewind van de linkse Arbeiderspartij worden herbouwd of nieuw gevestigd in de gebieden die in 1967 door Israel werden veroverd.
De VN–Veiligheidsraad neemt met algemene stemmen resolutie 242 aan, die de basis moet vormen voor een definitieve oplossing van het Arabisch-Israelisch conflict.
In veel discussies over het Midden-Oostenvraagstuk wordt deze resolutie ten onrechte gezien als een opdracht aan Israel om unilateraal te handelen en alle in de Zesdaagse Oorlog veroverde gebieden op te geven. De resolutie kan echter alleen multilateraal worden uitgevoerd.
Van groot belang is ook het door de opstellers van de resolutie bewust weglaten, (onder punt (1.i), van het lidwoord ‘de’ voorafgaand aan ‘gewapende Israelische eenheden’ en tussen de woorden ‘uit’ en ‘gebieden’. Daarmee biedt de resolutie ruimte voor het overeenkomen van grenscorrecties die moeten leiden tot de onder (1.ii) genoemde veilige grenzen waar ook Israel recht op heeft.
Jeruzalem wordt in 242 niet genoemd en van de vermelding van een aparte Palestijns-Arabische nationale groep of politieke entiteit is evenmin sprake. In juridisch opzicht lijkt de resolutie in onderhandelingen tussen de PLO en Israel dan ook niet van toepassing. Niettemin wordt 242 als leidende resolutie genoemd in het merendeel van de officiële documenten die in het sinds 1993 slepende vredesproces tussen de PLO en Israel circuleren.
In de loop der jaren hebben Israel, Egypte en Jordanië 242 voor wat betreft hun onderlinge verantwoordelijkheden ten uitvoer gebracht. Cairo en Amman sloten in respectievelijk 1982 en 1994 vredesverdragen met Jeruzalem en kregen alle in 1967 door Israel veroverde gebieden terug, voor zover zij daar rechtmatig aanspraak op konden maken. In het geval van Egypte betrof dat de Sinaïwoestijn en in het geval van Jordanië een aantal gebieden in de Arava-woestijn (in het oosten van de Negevwoestijn) en ten zuiden van het Meer van Galilea. Aangezien Egypte de Gazastrook, en Jordanië de West Bank (de landstreken Judea en Samaria) en Oost-Jeruzalem van 1948 tot 1967 illegaal bezet hadden gehouden, werden die gebieden niet in het kader van die vredesverdragen door Israel ontruimd.
In het kader van de Israelisch-Syrische troepenscheidingsakkoorden van 1974 (uitvloeisel van de Jom Kippoeroorlog van oktober 1973) ontruimde Israel een deel van de in 1967 veroverde Golanhoogvlakte, waaronder de stad Kuneitra. Het overige deel van de Golan, met een oppervlak van 1.158 vierkante kilometer, werd in 1981 door Israel geannexeerd.
Tekst:
De Veiligheidsraad,
Uitdrukking gevend aan zijn voortdurende bezorgdheid over de ernstige situatie in het Midden-Oosten;
Benadrukkend de ontoelaatbaarheid van het door middel van oorlog verwerven van grondgebied, en de noodzaak om te werken aan een rechtvaardige en duurzame vrede waarin iedere staat in het [onderhavige] gebied in veiligheid kan leven;
Voorts benadrukkend dat alle Lidstaten zich met hun aanvaarding van het Handvest van de Verenigde Naties hebben verplicht om in overeenstemming met Artikel 2 van het Handvest te handelen;
Bevestigt dat de uitvoering van het Handvest vereist dat in het Midden-Oosten een rechtvaardige en duurzame vrede wordt gevestigd waarvan de toepassing van de volgende principes deel moet uitmaken:
(i) Terugtrekking van gewapende Israelische eenheden uit gebieden welke in het jongste conflict werden bezet;
(ii) Stopzetting van alle oorlogsverklaringen of oorlogstoestanden, alsmede respect voor en erkenning van de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van iedere Staat in het gebied, en hun recht op leven in vrede binnen veilige en erkende grenzen, gevrijwaard van dreigementen of gewelddaden.
Bevestigt voorts de noodzaak
(a) Voor het garanderen van de vrije vaart door internationale waterwegen in het gebied;
(b) Voor het bereiken van een rechtvaardige regeling van het vluchtelingenvraagstuk;
(c) Voor het garanderen van de territoriale onschendbaarheid en politieke onafhankelijkheid van iedere Staat in het gebied, door middel van maatregelen waaronder de instelling van gedemilitariseerde zones.

Israelische artillerie in actie aan het Suezkanaal, 1970.
Ondanks een bestand begint vrijwel meteen na de Zesdaagse Oorlog een Egyptisch-Israelische uitputtingsoorlog in en langs het Suezkanaal, met artilleriebeschietingen, luchtgevechten en confrontaties met marineschepen. Vanaf oktober 1968 escaleert het geweld steeds sneller. Ook langs de frontlijnen met Syrië en Jordanië vinden militaire confrontaties plaats.
In maart 1969 verbreekt Egypte ook officieel het staakt-het vuren van 1967. Bovendien vraagt en krijgt Egypte militaire assistentie van de Sovjet-Unie, in de vorm van adviseurs, piloten en geavanceerde SAM-luchtafweersystemen. Op 8 augustus 1970 wordt een nieuw bestand van kracht, dat is bemiddeld door de Verenigde Staten. Pas daarna kunnen de scheepswrakken en andere obstakels uit het Suezkanaal worden verwijderd en kan het voor het eerst sinds 1967 weer in gebruik worden gesteld.
De uitputtingsoorlog kost het leven aan 1424 Israelische militairen en naar schatting tienduizend Egyptenaren. Ook sneuvelen 58 aan Egyptische kant vechtende Russen. Aan het Syrische front sneuvelen 180 Cubaanse militairen en een onbekend aantal Syriërs.
Olympische spelen in München. In de nacht van 4 op 5 september 1972 worden elf atleten en officials van de Israelische Olympische ploeg overvallen en gegijzeld in hun appartement in het olympisch dorp. De daders zijn van de Palestijnse terreurbeweging ‘Zwarte September’, een onderdeel van de PLO. Uiteindelijk vinden alle elf Israeli’s de dood, twee tijdens de overval en de anderen tijdens een bevrijdingspoging van de Duitse politie. De latere president van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas is bij de organisatie van de aanslag betrokken.

Een oprukkende Israelische Centuriontank, Golanhoogvlakte oktober 1973.
Op Jom Kippoer (de heiligste dag op de Joodse kalender) wordt Israel gelijktijdig op twee fronten aangevallen, door Egypte in de Sinaiwoestijn en door Syrië op de Golanhoogvlakte. De oorlog duurt drie weken en lijkt in het begin catastrofaal voor Israel te gaan aflopen. Niet alleen vanwege de verrassingsaanval, maar ook omdat het Israelische luchtwapen onverwacht met een overmacht aan geavanceerde (Russische) luchtdoelraketten werd geconfronteerd. Daarnaast stelden westerse landen waaronder Frankrijk een wapenembargo in tegen de Joodse staat. Het Israelische leger herstelt zich echter. Het Derde Egyptische leger, dat het Suezkanaal is overgestoken en door de Israelische verdedigingslinies is gebroken, wordt daarachter door Israelische troepen omsingeld en buiten gevecht gesteld. Een Israelische tankdivisie onder bevel van Ariel Sharon steekt het Suezkanaal over en rukt op naar de hoofdstad Cairo. Onder druk van een dreigend militair treffen tussen de VS en de Sovjet-Unie wordt Sharons opmars op 101 kilometer afstand van Cairo gestaakt. Vervolgens worden de Syrische troepen van de Golan verdreven en rukken de Israeli’s nog eens tientallen kilometers op in Syrië, waarbij de hoofdstad Damascus binnen artilleriebereik komt te liggen.
De oorlog eindigt in een militaire overwinning van Israel, ook al wordt daarover in Egypte anders gedacht. Aan Israelische kant sneuvelen 2656 militairen, aan Egyptische kant tenminste 5000 en aan Syrische kant ten minste 3000.
Later blijkt dat massale Nederlandse wapenleveranties (vooral reserveonderdelen en munitie voor Centuriontanks) een niet onbelangrijke rol hebben gespeeld bij het door Israel kunnen terugveroveren van de Golan.

Aankomst in Tel Aviv van de door Duitse en Palestijnse terroristen gegijzelde Joden.
Op 27 juni wordt een Air France-vliegtuig gekaapt door Palestijnse en Duitse terroristen. De kapers dwingen de piloten om te landen op de luchthaven van Entebbe (Oeganda), waar alle niet-Joodse passagiers worden vrijgelaten en de Joden worden gegijzeld. De Oegandese dictator Idi Amin blijkt met de terroristen samen te werken.
Op 4 juli arriveren 100 Israelische commando’s in Herculestransportvliegtuigen van de Israelische luchtmacht in Entebbe en bevrijden de gijzelaars. Bij de actie worden alle zeven terroristen gedood, alsook 45 Oegandese militairen. Drie van de gijzelaars en de Israelische commandant van de actie, Jonathan Netanyahu (een broer van de latere premier Benjamin), komen ook om het leven. Een andere Joodse gijzelaar, de bejaarde Dora Bloch, blijkt later in het ziekenhuis van Entebbe te zijn vermoord. Operatie ‘Donderslag’ geldt als een van de meest gewaagde militaire operaties uit de geschiedenis en werd meerdere malen verfilmd.

President Anwar Sadat wordt op Ben Gurion Airport verwelkomd door premier Menachem Begin.
President Anwar Sadat van Egypte is de eerste Arabische leider die Israel officieel bezoekt. Hij heeft een ontmoeting heeft met de Israelische premier Menachem Begin en spreekt de Knesset toe. Het bezoek leidt tot door de Verenigde Staten gesteunde vredesonderhandelingen die een jaar later zullen resulteren in een vredesverdrag.
Elf terroristen van Jasser Arafats in Libanon gevestigde Fatahbeweging (een onderdeel van de PLO) landen met rubberboten op een Israelisch strand in Noord-Israel. Ze vermoorden twee willekeurige voorbijgangers en kapen uiteindelijk een regiobus. In totaal worden 38 Israeli’s door de terroristen om het leven gebracht, waaronder 13 kinderen. Er vallen 71 gewonden. Negen terroristen worden in vuurgevechten gedood. Zij krijgen binnen de PLO en later binnen de Palestijnse Autoriteit een heldenstatus.

UNIFIL werd in maart 1978 opgericht en bestond in 2019 nog steeds. In de tussenliggende 41 jaar heeft de troepenmacht niet voorkomen dat de PLO en vanaf 1982 Hezbollah zich militair in Zuid-Libanon ontplooiden en terreuroffensieven tegen (vooral burgerdoelen in) de Joodse staat pleegden.
De frequente terreuraanslagen van Arafats PLO op Israelische/Joodse doelen binnen en buiten Israel, met als dieptepunt het bloedbad van 9 maart, leiden tot een Israelische militaire strafexpeditie in Zuid-Libanon. Daar heeft de PLO een terroristische staat-in-een-staat gevestigd. Tijdens de Israelische actie wordt het gebied tot aan de Litanirivier veroverd. Op 19 maart roept de VN-Veiligheidsraad in resolutie 425 op tot de terugtrekking van de Israelische troepen en wordt besloten tot het onmiddellijk instellen van de UN Interim Force in Lebanon (UNIFIL). Deze troepenmacht, waaraan ook Nederland van 1979-1985 zal deelnemen, wordt in het gebied ten zuiden van de Litani gelegerd en moet voorkomen dat de PLO zich opnieuw militair in Zuid-Libanon gaat ontplooien. Op 13 juni wordt de Israelische terugtrekking uit Libanon voltooid.
Israel en Egypte ondertekenen het Camp David-akkoord, dat tot stand kwam in onderhandelingen die door de Amerikaanse president Jimmy Carter werden gefaciliteerd. De overeenkomst leidt tot de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede van 1978 aan de Israelische premier Menachem Begin en de Egyptische president Anwar Sadat, en in 1979 tot de ondertekening van het eerste vredesverdrag tussen Israel en een Arabische staat.

Na het ondertekenen van het vredesverdrag schudden Sadat en Begin elkaar de hand onder het toeziend oog van Jimmy Carter.
In het op 26 maart 1979 ondertekende Egyptisch-Israelisch vredesverdrag wordt geregeld dat de in 1967 door Israel veroverde Sinaiwoestijn door Israel wordt ontruimd (inclusief de Joodse nederzettingen) en dat het gebied wordt gedemilitariseerd.
In april 1982 worden de laatste burgers uit de Sinai geëvacueerd en wordt het gebied aan Egypte overgedragen.
De van 1948 tot 1967 door Egypte bezette Gazastrook blijft wel in Israelische handen.
In het kader van de transitie komt Egypte definitief binnen de Amerikaanse invloedssfeer te vallen.