1919 – 1939: Het Interbellum

Progroms en anti-Joodse maatregelen
Een nieuwe reeks pogroms overspoelt Polen en de Oekraïne. De Sovjets besluiten het politiek invloedrijke Russische zionisme te vernietigen. Bovendien worden in de Sovjet-Unie alle religieuze Joodse instellingen opgeheven en hun bezittingen in beslag genomen. Eind 1919 zijn bij de nieuwe pogroms in Polen en de Oekraïne al meer dan honderdduizend Joden om het leven gebracht.
3 januari 1919 Faisal-Weizmann Overeenkomst

Voorblad en ondertekeningspagina van de Faisal-Weizmann Overeenkomst van 3 januari 1919.
In de later naar hen vernoemde overeenkomst sluiten de Arabische Emir Faisal (zoon van de Hasjemitische Shariff Hoessein) en de zionistische voorman Chaim Weizmann een akkoord over de stichting van een Joods Nationaal Tehuis en de grootschalige vestiging van (Europese) Joden in de landstreek Palestina.
Eind 1918 schreef de Hasjemitische Shariff Hoessein in een artikel in de Mekkaanse krant Al Qibla:
“De hulpbronnen van het land [Palestina] bestaan nog steeds uit onontgonnen grond en zullen door de joodse immigranten worden ontwikkeld. Een van de tot voor kort meest verbazingwekkende dingen was dat de [Arabische] Palestijn zijn land placht te verlaten, zwervend over de hoge zeeën, in elke richting. Zijn geboortegrond kon hem niet vasthouden … Tegelijkertijd hebben we de Joden vanuit het buitenland naar Palestina zien stromen, uit Rusland, Duitsland, Oostenrijk, Spanje en Amerika. De moeder van alle oorzaken kon niet ontgaan zijn aan diegenen die met een dieper inzicht gezegend zijn. Ze wisten dat het land voor zijn oorspronkelijke zonen [abna’ihi-l-asliyin] bestemd was. Ondanks al hun onderlinge verschillen is het voor hen een heilig en geliefd thuisland. De terugkeer van deze ballingen [jaliya] naar hun thuisland zal in materieel en spiritueel opzicht een experimentele school blijken voor hun broeders die bij hen zijn in de velden, fabrieken, ambachten en alle dingen die met het land verbonden zijn.”
28 juni 1919 Verdrag van Versailles
Met de ondertekening van het Verdrag van Versailles komt er een officieel einde aan de Eerste Wereldoorlog.
1 juli 1919 Arabische afwijzing van het zionisme
Het Algemeen Syrisch Congres, waaraan naast inwoners van de landstreek Syrië en de Libanon ook prominente Arabieren uit zowel West- als Oost-Palestina deelnemen, eist de ‘eenheid’ van Syrië, met inbegrip van Palestina, en de kroning van de Hasjemitische leider Faisal als koning. Het congres spreekt zich krachtig uit tegen het zionisme.
20 januari 1920 Oprichting van de Volkenbond
Als uitvloeisel van het Verdrag van Versailles komt de Volkenbond tot stand (voorloper van de Verenigde Naties). De in het Zwitserse Genève gevestigde organisatie moet nieuwe oorlogen voorkomen.
Februari 1920 Nieuwe pogroms

De ‘Witte’ terreur tijdens de Russische Revolutie ging vaak and in hand met bloedige pogroms tegen de weerloze Joodse gemeenschappen, vooral in de Oekraïne. De ‘Rode’ communistische revolutionairen namen in de beginperiode maatregelen tegen het antisemitisme. Het verklaart waarom veel Joden zich bij de communisten aansloten. Uiteindelijk keerden ook die zich tegen de Joden, vooral met een maatregelen die als ‘culturele genocide’ kunnen worden getypeerd.
In Oekraïne (Sovjet-Unie) vinden 142 pogroms plaats waarbij duizenden Joden worden afgeslacht. Tijdens de datzelfde jaar plaatsvindende Zionistische Conferentie in Londen wijst de schrijver, arts en zionistisch ideoloog Max Nordau op de tragedie van de Sovjet-Joden en roept hij op haast te maken met de vestiging van een Joodse entiteit in de landstreek Palestina.
Maart-september 1920 Eerste grote anti-Joodse geweldsgolf in Palestina

Anti-Joodse betoging bij de Damascuspoort in Jeruzalem, 8 maart 1920.
Het jaar 1920 markeert de eerste grootschalige anti-Joodse geweldsgolf in het Arabisch-Joods conflict in de landstreek Palestina. Het geweld begint op 1 maart met de Arabische aanval op Tel Hai, in Noord-Galilea. In april worden ook de Joodse dorpen Bnei Jehoeda (Golan) en de Noord-Galilese plaatsjes Metulla, Kfar Giladi en Hamara (Galilea) aangevallen en de bevolking ervan geëvacueerd. De Britse kolonel Bertie Waters-Taylor (chef-staf van de Britse bevelhebber in Palestina, generaal Allenby) heeft op 1 april een ontmoeting met de anti-Joodse agitator Mohammed Amin al-Hoesseini. Taylor houdt hem voor dat het zionisme in Britse regeringskringen niet populair (meer) is en dat een flinke geweldsuitbarsting kan bevorderen dat het Joodse nationaal tehuis er niet komt.
Op 4 april 1920 slaat de vlam in de pan. In de Oude Stad van Jeruzalem en in het havenstadje Jaffa breken bloedige anti-Joodse rellen uit. Joodse winkels worden geplunderd, synagoges in brand gestoken en Joodse vrouwen verkracht. De (Britse) politie grijpt pas in als een Joodse knokploeg de Joodse inwoners van Jeruzalem te hulp komt. Twintig leden van de groep worden gearresteerd en tot gevangenisstraffen veroordeeld.
In de nasleep van de rellen wordt de Joodse zelfverdedigingsorganisatie Hagana opgericht. Deze wordt de basis voor het latere ‘Israelische verdedigingsleger’ (IDF).
19-26 april 1920 San Remo Conferentie
Tijdens de San Remo Conferentie van de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog krijgt Groot-Brittannië het mandaat over de landstreek Palestina toegewezen. Tenuitvoerlegging van de Balfourverklaring wordt het centrale onderdeel van de Palestijnse mandaatopdracht.
San Remo Conferentie
De tekst van de Balfourverklaring van 2 november 1917 werd een integraal onderdeel van de slotverklaring van San Remo-resolutie die op haar beurt de basis legde voor het Britse mandaat voor Palestina. Met de formele opname van de Balfourverklaring als basis voor dat mandaat veranderde die van een Britse intentieverklaring in een juridisch bindend document onder internationaal recht.
Als zodanig werd in San Remo de volkenrechtelijke basis gelegd voor de stichting van de Joodse staat Israel in het gehele gebied tussen de Jordaan en de Middellandse Zee (dus inclusief de zogenaamde West Bank: Judea en Samaria) en zelfs een deel van het Overjordaanse (het huidige Jordanië).
September-oktober 1920 Britse schendingen van de eigen verplichtingen
Onder druk van het Arabische geweld tegen de Joden in Palestina kondigt Londen in september maatregelen aan die de Joodse migratie naar Palestina moeten beperken. Dat is een directe schending van de inmiddels internationaal juridisch bindende verplichting om een Joods nationaal tehuis in heel het gebied ten westen en ten oosten van de Jordaan te doen vestigen. Overigens handelt Londen hier nog als militair bestuurder/zaakwaarnemer, omdat het in San Remo overeengekomen Mandaat over Palestina formeel pas op 29 september 1923 van kracht wordt.
Een maand later volgt een tweede schending. Londen belooft de uit Mekka afkomstige emir Abdullah (een zoon van de Hasjemitische leider Hussein) het beheer over de Oost-Palestijnse landstreek Transjordanië (ten westen van de Jordaan). Abdullah’s oudere broer Faisal had eerder Syrië en daarna Irak toebedeeld gekregen.
Op het moment van de Britse toezegging kampeert Abdullah met een legertje van 1500 gewapende Bedoeïenenstrijders (net als hijzelf van het Arabisch Schiereiland afkomstig) in het gebied en dreigt hij vanwege de door Parijs gedwarsboomde Hasjemitische troonsaanspraken op Syrië de Syrische hoofdstad Damascus aan te vallen. Door Transjordanië als compensatie aan te bieden (in de vorm van een emiraat, prinsdom) keert Londen het gevaar.
Het Britse beleid t.a.v. Palestina is echter niet eenduidig. Zo wijst de Britse minister van koloniën Winston Churchill in maart 1921 een Arabische eis af om verdere Joodse immigratie te verbieden. Churchill verklaart daarbij:
“Het is een goede zaak dat de Joden, die over de hele wereld verspreid zijn, een nationaal centrum en een nationaal tehuis krijgen, waarin een deel van hen kan worden herenigd. En waar anders zou dat kunnen zijn dan in het land van Palestina, waarmee zij al meer dan 3000 jaar innig verbonden zijn? Wij denken dat het goed zou zijn voor de wereld, voor de Joden en goed voor het Britse rijk”.
14 mei 1921 Immigratiebeperking
Ondanks de Britse verplichtingen worden beperkende maatregelen van kracht tegen de Joodse immigratie. Veel Joodse vluchtelingen voor de in Oost-Europa woedende pogroms worden bij hun aankomst in Palestina tegengehouden en teruggestuurd, zelfs als ze over geldige immigratiepapieren beschikken. Uiteindelijk weten in 1921 nog 8294 Joden Palestina binnen te komen.
3 juni 1922 Churchill White Paper
De in 1921 ingestelde Joodse immigratiebeperkingen worden door Londen geformaliseerd in de ‘Churchill White Paper’ (Een White Paper – Witboek –, is een beleidsdocument, genoemd naar de verantwoordelijke minister, in dit geval Winston Churchill.) De White Paper bevestigt weliswaar de toezeggingen van de Balfourverklaring, maar het aantal Joodse immigranten wordt afhankelijk gemaakt van de “economische absorptiecapaciteit” van West-Palestina. Alleen personen met een zgn. ‘Palestina Certificaat’ zullen nog worden toegelaten. De (aanzienlijke) Arabische migratie naar het gebied wordt niet beperkt. In het Witboek wordt, met een verwijzing naar de McMahon-Hoessein correspondentie van 1915, ook teruggekomen op de omvang van het Joodse vestigingsgebied (Oost-Palestina wordt impliciet uitgezonderd).
24 juli 1922 Mandaat voor Palestina
De Raad van de Volkenbond (voorloper van de VN-Veiligheidsraad) bekrachtigt de mandaten over Palestina, Mesopotamië en Syrië. De Britse en Franse mandaathouders krijgen nog ruim een jaar om de nodige voorbereidingen te treffen alvorens de mandaten formeel van kracht zullen worden.
De primaire opdracht voor de Britse mandaathouder in Palestina is het effectueren van de Balfourverklaring, en dus het vestigen van een ‘Joods Nationaal Tehuis’ in heel het mandaatgebied Palestina, bijgevolg ook het gebied ten oosten van de Jordaan. De tekst van het mandaat voor Palestina stelt in dat verband o.a. (art. 6.) dat intense Joodse vestiging in [geheel] het gebied moet worden aangemoedigd:
“The Administration of Palestine, while ensuring that the rights and position of other sections of the population are not prejudiced, shall facilitate Jewish immigration under suitable conditions and shall encourage, in co-operation with the Jewish agency referred to in Article 4, close settlement by Jews on the land, including State lands and waste lands not required for public purposes.”
16 september 1922 Oost-Palestina afgescheiden
Londen geeft formeel uitvoering aan de territoriale paragraaf van het Churchill White Paper, waarin staat dat het gebied ten westen van de Jordaan in het kader van de McMahon-Hoessein correspondentie van 1915 niet aan de Arabieren is beloofd. Bijgevolg kan (‘bij nader inzien’) alleen dat gebied voor Joodse vestiging worden bestemd.
Het gebied ten oosten van de Jordaan (76,9% van het mandaatgebied Palestina) wordt door Londen een autonoom Arabisch emiraat (prinsdom) onder Britse supervisie verklaard en voor Joodse vestiging gesloten. Het blijft wel onderdeel van het mandaatgebied, maar zich beroepend op het onder Britse druk in de mandaatvoorwaarden opgenomen artikel 25, creëert Londen een reeks voldongen feiten die uitvoering van de centrale mandaatdoelstelling (het op basis van de Balfourverklaring stichten van een Joods Nationaal Tehuis) in het gebied ten oosten van de Jordaan onmogelijk maken. De Hoge Commissaris voor het [Britse] Mandaat blijft verantwoordelijk voor zowel West-Palestina als ‘Trans-Jordanië’. De Raad van de Volkenbond ratificeert het Britse besluit. De regeling wordt op 23 mei 1923 formeel bekrachtigd en op die datum wordt het gebied overgedragen aan de uit Mekka afkomstige emir Abdallah, tijdens de Eerste Wereldoorlog een bondgenoot van de Britten.
ART. 25.
In the territories lying between the Jordan and the eastern boundary of Palestine as ultimately determined, the Mandatory shall be entitled, with the consent of the Council of the League of Nations, to postpone or withhold application of such provisions of this mandate as he may consider inapplicable to the existing local conditions, and to make such provision for the administration of the territories as he may consider suitable to those conditions, provided that no action shall be taken which is inconsistent with the provisions of Articles 15, 16 and 18.
7 maart 1923 Afscheiding Golan
In weerwil van artikel 5 van het mandaat (“The Mandatory shall be responsible for seeing that no Palestine territory shall be ceded or leased to, or in any way placed under the control of the Government of any foreign Power”) cedeert Londen het Palestijnse deel van de Golanhoogvlakte (de westelijke voetheuvels) aan het Franse mandaatgebied Syrië. Daarmee ook wordt dat gebied voor Joodse vestiging gesloten. Er is overigens sprake van een gebiedsruil, waarbij het gehele Meer van Galilea bij het Britse mandaat over Palestina wordt getrokken.
16 oktober 1924 Zionisten volgens Hitler
Adolf Hitler voltooit zijn politicologische werk Mein Kampf waarin hij het Jodendom als mensvijandig afschildert en beweert dat de zionisten helemaal geen normale staat in Palestina willen vestigen maar “enkel een wereldcentrale […] van waaruit zij dan hun internationale wereldbezwendelarij kunnen bedrijven: een toevluchtsoord voor betrapte schoften en een hogeschool voor de leerlingen”.
5 december 1925 Hasjemieten uit de Hedjaz verdreven
De Hasjemitische familie en de daarmee loyale bedoeïenenstammen worden door de rivaliserende Saoed-clan verdreven uit de Hedjaz, het kerngebied van het Arabisch Schiereiland met de heilige islamitische steden Mekka en Medina. De Hasjemieten hadden er 700 jaar de dienst uitgemaakt en waren de ‘beschermers’ van de islamitische heilige plaatsen waaronder de Ka’aba in Mekka.
Uiteindelijk wordt het door de Britten een hen beloofde Oost-Palestina (het latere Jordanië) het nieuwe machtsgebied van de familie.
De Hasjemieten in Jordanië

De Hasjemitisch-Jordaanse koning Abdallah werd in 1951 op het Jeruzalemse Tempelplein vermoord.
De Hasjemieten en de met hen verbonden bedoeïenenstammen vormen tot op de dag van vandaag een fremdkörper in de etnisch cultureel en geopolitiek gezien feitelijk ‘Palestijnse’ staat Jordanië.
Tijdens de illegale Jordaanse bezetting van Judea, Samaria en Jeruzalem (1949-1967) benoemde het Hasjemitische Jordaanse regime zichzelf tot beschermers van de heilige plaatsen in dat gebied, in het bijzonder de Tempelberg in Jeruzalem (de heiligste plek van het Jodendom), waar zich ook de Al-Aqsamoskee bevindt. Dit was een welkome statusverhogende compensatie voor het verlies van het beschermerschap van de islamitische heiligdommen in Mekka en Medina in 1925.
In 1951 werd de Hasjemitisch-Jordaanse koning Abdallah op de Tempelberg vermoord door een aanhanger van de Palestijns-Arabische moefti Mohammed Amin al-Hoesseini.
28 maart 1928 Stalins alternatieve Zion

Joseph Stalin: wilde eerst met het zionisme en vervolgens met de Joden afrekenen.
Sovjet-leider Josef Stalin besluit tot het stichten van een Joodse autonome regio in Oost-Siberië (Birobidzjan) die een ideologisch en praktisch alternatief moet bieden voor het steeds populairder wordende zionisme. Stalins ‘alternatieve Zion’ wordt zes jaar later (in 1934) officieel uitgeroepen en heeft Jiddisch als officiële taal. Ondanks het feit dat er zelfs Joden vanuit de VS op afkomen wordt het een grote mislukking. Het aantal Joodse inwoners komt op geen moment boven de 25%.
Begin jaren vijftig maakt Stalin plannen voor de vernietiging van het Sovjet-Jodendom, waarbij hij onder andere Birobidzjan als verzamelgetto wil gebruiken. Op 5 maart 1953 sterft de dictator echter aan de gevolgen van een beroerte die hem vier dagen eerder had getroffen, op de eerste dag van het Poeriemfeest waarop het Joodse volk herdenkt dat het ontsnapte aan de aangekondigde genocide van de Perzische antisemiet Haman.
Ondanks het feit dat er nauwelijks Joden wonen bestaat de ‘Joodse Autonome Regio’ formeel nog steeds, compleet met een “Shalom Aleichem Universiteit”.
11 augustus 1929 Oprichting Jewish Agency
De Wereld Zionisten organisatie richt de Jewish Agency op. Als een de facto regering van een staat-in-oprichting wordt de JA door de Volkenbond, het Britse mandaatbestuur en buitenlandse regeringen erkend als de officiële vertegenwoordiger van het Joodse volk.
De JA is ook verantwoordelijk voor de interne aangelegenheden van de Joodse bevolking in het mandaatgebied: immigratie (waaronder de afgifte van immigratiecertificaten), huisvesting, het bouwen van nederzettingen, economische ontwikkeling, onderwijs, cultuur en gezondheidszorg.
Augustus 1929 Escalatie Arabisch anti-Joods geweld

Joodse vrouwen en kinderen bij de Westmuur in Jeruzalem, 1927. Sinds 1920 vonden er regelmatig anti-Joodse provocaties en aanvallen plaats.
Al sinds 1920 vinden er met grote regelmaat provocaties tegen en aanvallen op de Joden in het mandaatgebied plaats. Niet alleen Joodse woonwijken maar ook voor Joden heilige plaatsen zijn daarbij vaak een brandpunt, met name de Westmuur van het Tempelplein in Jeruzalem. Op 16 augustus is het opnieuw raak en worden bij de Westmuur biddende Joden door een Arabische menigte aangevallen. Nu worden er ook Torarollen in brand gestoken.
Op 23 augustus begint een landelijke pogrom die in vier dagen aan 133 Joden het leven kost. Er vallen ook nog eens 339 gewonden. De inwoners van de Joodse wijken van Hebron, Peki’in (Galilea) en Beit Shean (Jordaanvallei) vluchten weg. Ook de Joodse nederzettingen Ramat Rachel, Be’er Tuvia, Hulda en Mishmar HaEmek worden ontruimd. Meer dan achtduizend Joden moeten vluchten. Bij het geweld komen ook 116 Arabieren om het leven. Daarvan worden er 110 door Britse ordetroepen gedood en zes bij een Joodse tegenaanval in Tel Aviv. De rellen hebben een dusdanige intensiteit dat het mandaatbestuur uit voorzorg alle kranten sluit en de telefoon- en telegraafverbindingen met het buitenland verbreekt.
Op 24 augustus wordt in Cairo de latere PLO-leider Jasser Arafat geboren. Op dezelfde dag worden in Hebron 67 Joden op beestachtige wijze afgeslacht. De moordenaars zijn opgehitst door Arafats oudoom, de moefti Mohammed Amin al-Hoesseini.
1929 Begin van de vijfde Aliya
De migratiegolf van Joden naar Palestina tussen 1929-1939 staat bekend als de Vijfde Aliya. Het word aliya betekent ‘opgang’ [naar Zion]. De Vijfde Aliya is met zo’n 250 duizend mensen de grootste migratiebeweging naar het Land van Israel. Deze aliya werd gestimuleerd door de opkomst van de nazi’s in Duitsland en het doorwoekerende antisemitisme in Oost- en Centraal-Europa.
21 oktober 1930 Tweede Witboek
Londen publiceert een tweede witboek voor het mandaatgebied Palestina, de Passfield White Paper. In het beleidsdocument worden nieuwe beperkte maatregelen gedicteerd met betrekking tot de Joodse migratie naar Palestina en het door Joden kunnen aankopen van grond in het gebied. De exclusief Joodse werkgelegenheidspolitiek van de Jewish Agency wordt veroordeeld. In het witboek wordt bovendien ontkend dat de ontwikkeling van een Joods Nationaal Tehuis in Palestina de centrale mandaatopdracht zou zijn.
Het witboek leidt tot veel kritiek. Bijna vier maanden later, op 13 februari 1931, herbevestigt de Britse premier Ramsey MacDonald in een brief aan de zionistische leider Chaim Weizmann de Britse verplichtingen met betrekking tot het Joods Nationaal Tehuis.
1933 Duitsland nazistaat
In Duitsland komen op 5 maart 1933 de nazi’s aan de macht. Adolf Hitler wordt Rijkskanselier. Uit angst voor de (aangekondigde, ook in het buitenland bekende) gevolgen daarvan komt een nieuwe Joodse vluchtelingenstroom op gang. Op 1 april 1933 kondigt het nieuwe regiem een eendaagse boycot van alle Joodse bedrijven af en drie weken daarna wordt koosjer slachten wettelijk verboden.
Op 25 augustus 1933 sluit de Duitse vertegenwoordiging van het Jewish Agency, de Zionistische Vereinigung für Deutschland, een migratieovereenkomst met het Duitse ministerie van Financiën. Uiteindelijk maken in de jaren hierna bijna 60 duizend Duitse Joden gebruik van deze regeling, op basis waarvan zij bij emigratie het merendeel van hun bezittingen in Duitsland moeten achterlaten. De goederen die men wel wenst mee te nemen worden als “Duitse exportgoederen” aangemerkt, hetgeen wordt belast. Deze transferregeling (‘ha’avara’) levert de nazi’s ook nog eens tientallen miljoenen Deutschmarken aan “exportinkomsten” op. Personen die van de regeling gebruik maken verkrijgen een zogenaamd ‘Palestinacertificaat’. In de periode 1933-1939 weten uiteindelijk ruim 280 duizend van de oorspronkelijk 525 duizend Duitse Joden het land te ontvluchten.
1933-1945 Joden in de val
De meeste Westerse en Zuid-Amerikaanse landen beperken of verbieden de immigratie van Europese Joodse vluchtelingen. Ook de Britse mandaatregering in Palestina beperkt de Joodse toegang tot de ooit voor de stichting van een Nationaal Joods Tehuis aangewezen landstreek. Ironisch genoeg poneert het Duitse Reichssicherheitshauptamt in juni 1934 in een rapport dat gedwongen emigratie van de Europese Joden naar Palestina aan de oplossing van het “Joodse probleem” kan bijdragen. Als gevolg van de inreisverboden en immigratiebeperkingen worden honderdduizenden Europese Joden die mogelijk hadden kunnen vluchten alsnog door de nazi’s en hun bondgenoten vermoord.
1936 Ook de Poolse Joden bedreigd
De Poolse Nationalistische Partij roept op tot een boycot van de circa 3,3 miljoen Poolse Joden en voor hun gedwongen emigratie naar Palestina, Madagaskar of elders.
Zomer 1936 Nieuw anti-Joods geweld in Palestina
Bij een nieuwe Arabische terreurgolf in Palestina komen meer dan tachtig Joden om het leven en worden veel Joodse boederijen in brand gestoken en boomgaarden ontworteld. Britse troepen doden 138 Arabieren. Nazi-Duitsland is op de achtergrond bij de onlusten betrokken.
De Britse christenzionist en legerofficier kapitein Charles Orde Wingate vormt in Palestina Joodse gevechtseenheden die onder Wingate’s aanvoering de Arabische terreur met onorthodoxe middelen gaan bestrijden: ’s nachts en op het terrein van de vijand. De ‘Special Night Squads’, met mannen als de legendarische Moshe Dayan, opereren met groot succes vanuit hun basis in Kibboets Ein Harod in Zuid-Galilea. Vanwege Wingate’s zionistische opvattingen en hechte vriendschap met Joodse kopstukken laat Londen hem in 1939 naar Ethiopië overplaatsen en wordt hem verboden naar Palestina terug te keren.
1937 Madagaskarplan
Op 27 januari verklaart de Franse minister van Koloniën Marius Moutet dat zijn regering overweegt het eiland Madagaskar open te stellen voor Joodse vestiging, teneinde zodoende bij te dragen aan de oplossing van het Europese en het Palestijnse “Joodse vraagstuk”. Vier maanden later sluiten Frankrijk en Polen een overeenkomst waarin de toekomstige vestiging van de Poolse Joden op Frans Madagaskar wordt “geregeld”. Een later gestuurde onderzoekscommissie is echter zeer verdeeld over de haalbaarheid van het plan, hetgeen uiteindelijk dan ook niet wordt geïmplementeerd.
1937 Peel Plan
De Britse Peel Commissie concludeert na onderzoek dat de mandaatopdracht feitelijk onwerkbaar is, vanwege de tegengestelde doelen en eisen van Joden en Arabieren in Palestina. De commissie presenteert daarom op 7 juli een ‘pragmatisch’ plan waarin het gebied ten westen van de Jordaan wordt verdeeld in een minuscule Joodse staat (in Galilea en de kustvlakte) en een Arabische staat, met een door de Britten gecontroleerde corridor tussen Jeruzalem en Tel-Aviv. Jeruzalem en Bethlehem met de heilige plaatsen moeten onder Brits gezag blijven. Het Joodse leiderschap voelt zich gedwongen dit plan te accepteren, zij het met grote tegenzin. De Arabieren wijzen het echter resoluut van de hand.
November 1937 Eichmann in Palestina
In opdracht van nazi-kopstuk Heinrich Himmler brengt SS-officier Adolf Eichmann (werkzaam bij II-112, de afdeling Joodse Zaken van de SS, “vermomd” als journalist een “orientatiebezoek aan Palestina om de mogelijkheid van massale gedwongen migratie van Europese Joden naar dat gebied te onderzoeken. Hij bezoekt ook Cairo, waar hij een ontmoeting heeft met de Palestijns-Arabische leider moefti Mohammed Amin al-Husseini. Die is een maand eerder naar Cairo gevlucht nadat er tegen hem een opsporingsbevel was uitgevaardigd wegens het voortdurend ophitsen tot anti-Joods geweld. Husseini spreekt zich naar Eichmann ondubbelzinnig uit tegen de deportatie van Europese Joden naar Palestina. De twee ontwikkelen een vriendschappelijke werkrelatie die zich later in Berlijn voortzet en die uiteindelijk talloze Joden het leven zal kosten.
12 maart 1938 Anschluss
Oostenrijk wordt onderdeel van het Duitse rijk (de zogeheten Anschluss).
Adolf Eichmann reist op 16 maart 1938 naar Wenen waar hij later de Zentralstelle für jüdische Auswanderung opricht. Die organisatie moet de snelle emigratie van zoveel mogelijk van de 12 duizend Oostenrijkse Joden bewerkstelligen. De golf van anti-Joodse terreur die Oostenrijk na de Anschluss overspoelt is erop gericht de Joden tot ‘vrijwillige’ emigratie te dwingen. Daarbij blijft het Frans-Poolse Madagaskarplan voor Eichmann vooralsnog optioneel. Binnen een maand na de Anschluss hebben al meer dan 500 Oostenrijkse Joden uit wanhoop zelfmoord gepleegd.
Mei-juli 1938 Joods tegengeweld
Het aanhoudende geweld tegen de Joden in Palestina roept een steeds sterkere Joodse tegenreactie op. Alleen al in deze periode komen 59 Joden bij aanslagen om het leven en 102 Arabieren, de meeste daarvan bij door Joodse extremisten gepleegde bomaanslagen.
6-15 juli 1938 Evian Conferentie
In het Franse Evian-les-Bains participeren 32 landen, waaronder Nederland, in een conferentie over het door nazi-Duitsland veroorzaakte (Joodse) vluchtelingenvraagstuk en de mogelijkheden om de vluchtelingen asiel te bieden. Die blijken er niet of nauwelijks te zijn. Het ‘resultaat’ van Evian werd door Golda Meir (lid van de Palestijns-Joodse delegatie) als volgt onder woorden gebracht:
“Ik zat daar, in die prachtige zaal en luisterde naar de afgevaardigden van tweeëndertig landen, die om beurten opstonden en uitlegden hoe graag ze grote aantallen vluchtelingen hadden willen opnemen en hoe naar het was dat ze dat niet konden doen. Het was een vreselijke belevenis. Ik geloof niet dat iemand die zoiets niet heeft meegemaakt begrijpen kan wat ik in Evian voelde: een mengeling van verdriet, woede, teleurstelling en afschuw.”
Twee maanden eerder had Nederland de al bestaande maatregelen verscherpt om Joodse vluchtelingen buiten de deur te houden. De vluchteling moest voortaan gezien worden als een ‘ongewenst’ element in de Nederlandse samenleving. Deze ongewensten moesten buiten de deur gehouden worden – en wanneer ze zich reeds in het land bevonden moesten ze over de grens worden gezet.
9 november Delingsplan Woodhead Commissie
De Britse Woodhead Commissie komt met een nieuw delingsplan voor Palestina. Het voor Joden bestemde gebied wordt verder verkleind. Ook het grootste deel van Galilea, dat in het Peel Plan van 1937 nog aan de Joden was toegewezen, moet volgens de commissie aan de Arabieren worden toebedeeld. Nog dezelfde dag verklaart de Britse regering de deling van West-Palestina ‘dood’.
9-10 november 1938 Reichskristallnacht
Landelijke pogrom in Duitsland, die vanwege de talloze ingegooide ramen van Joodse winkels bekend wordt als de Reichskristallnacht/Kristalnacht.
Er worden tenminste 91 Joden vermoord , vele honderden verwond en 26 duizend naar concentratiekampen afgevoerd. Meer dan 7500 Joodse bedrijven worden verwoest/geplunderd en 267 synagoges in brand gestoken (waarvan er 177 totaal worden vernietigd). Talloze Joodse begraafplaatsen worden geschonden. Volgens het nazi-regime, dat de pogrom initieerde, ging het om een spontane uitbarsting van ongenoegen van het Duitse volk tegen de Joden. De Joodse gemeenschap wordt voor de schade verantwoordelijk gesteld en krijgt een boete opgelegd van tien miljard rijksmark.
De Kristalnacht markeert het begin van de Holocaust.

De verwoesting van de Grote Synagoge in het Duitse Hannover, 9 november 1938.
December 1938 Madagaskarplan
Onder druk van de Poolse publieke opinie presenteert de Poolse regering op 11 december een financieel plan voor de hervestiging van de ruim drie miljoen Poolse Joden op het eiland Madagaskar.
Vier dagen later schrapt de Franse regering het Madagaskarplan echter, omdat de Joden volgens Parijs niet bereid zijn zelf de kosten ervan te betalen. Op de achtergrond speelt echter Franse angst om de kolonie kwijt te raken.
30 januari 1939 Hitler bedreigt de Joden
In een toespraak tot de Duitse Reichstag zegt Adolf Hitler: “Als er oorlog uitbreekt zal dat de vernietiging van het Europese Jodendom betekenen”.

Hitler tijdens zijn toespraak in de Reichstag, 30 januari 1939.
April 1939 Eind van de Arabische opstand in Palestina
De Britten slagen erin de al ruim drie jaar woedende Arabische gewelddadige opstand in het mandaatgebied Palestina de baas te worden, alhoewel de opstand pas in augustus 1939 helemaal zal zijn opgebrand.
Alleen al in de periode tussen 1 januari 1937 en april 1939 werden 415 Palestijnse Joden door Arabische terroristen vermoord. Bij Britse en Joodse tegenacties en inter-Arabisch geweld kwamen ruim 5000 Arabieren om het leven. Er werden ruim bijna zesduizend Arabieren opgepakt, waarvan er 146 tot de strop werden veroordeeld. Het Britse leger liet de huizen van duizenden terroristen opblazen. In opdracht van de moefti Mohammed Amin al-Husseini werden tijdens de opstand honderden Arabische tegenstanders van zijn politiek om het leven gebracht, waaronder de burgemeester van Hebron en elf dorpshoofden.

Britse troepen tijdens een anti-terreuroperatie in Jeruzalem, 1939.
15 mei 1939 Vluchtelingenschip St. Louis
Een groep van 907 Joden ontvlucht Duitsland aan boord van het cruiseschip St. Louis. De bestemming is Cuba. Daar worden de vluchtelingen geweigerd, waarna de St. Louis naar de VS vaart. Ook dat land weigert echter de vluchtelingen op te nemen. Na ook in canada geweigerd te zijn blijft er uiteindelijk geen andere keus dan naar Europa terug te varen. Op 17 juni arriveert de St. Louis in de haven van Antwerpen. Uiteindelijk neemt Groot-Brittannië 287 vluchtelingen op, Frankrijk 225, België 214 en Nederland 181. De meeste leden van de laatste drie groepen komen uiteindelijk in de Holocaust om het leven. Op 8 november 2018 biedt de Canadese premier Justin Trudeau excuses aan voor de Canadese weigering.

Joodse vluchtelingen aan boord van de St. Louis, mei 1939.
17 mei 1939 Malcolm MacDonald White Paper
Terwijl de aanstaande Holocaust zich steeds duidelijker aftekent publiceert Londen een derde ‘witboek’, de Malcolm MacDonald White Paper, waarin totaal wordt gebroken met de Balfourverklaring en de mandaatopdracht.
Het beleidsdocument voorziet in het binnen een termijn van tien jaar stichten van een Arabisch-Joodse eenheidsstaat tussen de Jordaan en de Middellandse Zee. De Joodse immigratie wordt tot tienduizend per jaar beperkt over een periode van vijf jaar. Er mogen bovendien eenmalig 25 duizend Joodse vluchtelingen naar Palestina. Na vijf jaar moet verdere Joodse immigratie afhankelijk worden van Arabische instemming.
In de nasleep van het witboek worden door de mazen van het net gekomen Joodse vluchtelingen uit Duitsland en andere Europese landen door de Britse marine tegengehouden of gedetineerd (in Afrika en op Cyprus) Londen informeert de naziregering in Berlijn zelfs over de manieren die door Joden worden gebruikt om uit de door Duitsland gecontroleerde gebieden te ontsnappen.
Het Britse handelen is een flagrante schending van mandaatopdracht en lokt een kritisch rapport uit van de Permanente Mandaatcommissie van de Volkenbond. Met het in september 1939 uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wordt echter niet alleen het rapport maar ook de Volkenbond irrelevant.
Het Malcolm MacDonald witboek daarentegen, blijft tot het eind van het mandaat (14 mei 1948) de basis van de Britse Palestinapolitiek.

Een demonstratie tegen het White Paper, King George Avenue, Jeruzalem, 18 mei 1939.
1 september 1939 Begin van de Tweede Wereldoorlog
Duitsland valt Polen binnen, waarmee de Britse verdragsverplichtingen ten aanzien van dat land worden geactiveerd. Op 3 september verklaren Groot-Brittannië en Frankrijk de oorlog aan Duitsland.
Ook op 1 september beschiet een Brits marineschip het ten zuiden van Jaffa aangelande schip SS Tigerhill met aan boord 1400 Joodse vluchtelingen. Twee Joden komen bij de beschieting om het leven. Honderden ‘illegale Joodse immigranten’ weten toch aan land te komen en vervolgens bij inwoners van Tel Aviv onder te duiken. De minder gelukkigen worden door de Britten gearresteerd en in een gevangenenkamp opgesloten.

De SS Tiger Hill aan het strand bij Jaffa, 1 september 1939.